26-09-2023
Op vrijdag 22 september hebben onderzoekers van Wageningen Marine Research (WUR), bij laag water, bodemmonsters genomen binnen kribvak 9. Om het effect van de in december aangebrachte suppletie op de ecologie te kunnen bepalen, wordt in verschillende fasen van het project gemonitord. Het was de 2e keer dat de onderzoekers bodemmonsters namen, de eerste bemonstering had plaatsgevonden voor de aanleg van de suppletie.
De suppletie is aangelegd met het idee om de ontwikkeling van gradiënten, geleidelijke waterovergangen te stimuleren, wat kan leiden tot de ontwikkeling van ecologische zones. Denk aan gradueel verlopende zachte oevers, slikken, en ondiep beschut water in de vorm van lagunes of kreken. De monsters worden steeds genomen op vooraf bepaalde coördinaten zodat ecologische veranderingen op desbetreffende locatie waargenomen kunnen worden.
Nader onderzoek van de monsters moet nog plaatsvinden. In eerste oogsopslag lijkt het leven in de bodem nog beperkt te zijn tot enkele soorten. Deze keer werden wel op verschillende plekken wormen gevonden. De ervaring leert dat het enkele jaren kan duren voordat een met slib aangelegd systeem uit de pioniersfase is en zich tot een meer veerkrachtig systeem kan ontwikkelen. Voor kennisontwikkeling ten behoeve van opschaling en verbetering van de methode zijn de volgende vragen van belang: Welke soorten benutten de structuren en hoe worden deze benut?
Naast de bodemmonsters is ook gekeken naar het leven op de kribstenen. Wat opvalt is dat zich hierop (nog) geen mossels en oesters vestigen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de locatie van kribvak 9 in een transitie water, waarbij er zowel invloed van zout als zoet water is.